Verkenningen en Planuitwerking

In Nederland is het verplicht om voor verkenningen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) een zogenoemd Overzicht Effecten Investeringen (OEI) op te stellen conform de methodiek van de kosten-baten analyse (KBA). Het kader is van toepassing op alle rijks- en grote regionale infrastructuurprojecten, waterprojecten en integrale gebiedsverkenningen. Een basisversie van het format is ook nuttig voor kleinere projecten.

Uitkomsten van verkeers- en ruimtelijke modellen, kostenramingen en milieu-effectenrapportages (plan-MER) vormen de belangrijkste input voor de KBA. Met mijn brede en diepgaande kennis van deze studies alsmede van de KBA ondersteun ik binnen verkenningen en planuitwerkingen beleidsmakers met diverse afwegings- en afstemmingsvraagstukken. Als kenner van de advieswereld kan ik bovendien zorgen voor een tijdige en efficiënte inkoop en uitvoering van de benodigde (deel)studies voor een KBA.

Project uitgelicht

Ook Vlaanderen kent een standaardmethodiek voor een kosten-baten analyse. Als onderzoeksleider van de internationale (en MIRT) verkenning naar de toegankelijkheid van de Kanaalzone Gent-Terneuzen heb ik de Nederlandse en Vlaamse methodiek samengebracht.

Taken en verantwoordelijkheden waren:

  • Onderzoeksprogramma opgesteld door de werkwijze van RWS en de Vlaamse Overheid tijdens verkenningen en planfase te combineren. Hierbij zijn voor meer dan 15 studies de vraagspecificaties opgesteld en de onderzoeksbureaus inhoudelijk begeleid, waaronder:
  • technische studie waarin een brede en innovatieve range van oplossingsrichtingen voor de bereikbaarheidsproblematiek is beschouwd, zonder dat dit in de latere verkenning tot tientallen varianten geleid heeft
  • kostenramingen en kostprijsvergelijkingen
  • marktanalyses en vestigingsplaatsonderzoek
  • transportprognoses voor natte en droge infrastructuur
  • milieu- en veiligheidsonderzoek
  • bodem- en oppervlaktewateronderzoek
  • maatschappelijke kosten en baten analyse (MKBA)
  • bekostigings- en financieringsmogelijkheden, meerwaardeopties, PPC en business cases
  • simulatiestudie naar een nieuwe zeesluis
  • Leiding gegeven aan een team van technische, milieu- en economische contractbegeleiders en overleggen met de gezamenlijke onderzoeks- en ingenieursbureaus voorgezeten.
  • In samenwerking met de projectmanagers informatieve en beslisnotities opgesteld voor de ambtelijke stuurgroep. Tevens (tussen)resultaten van de studies gepresenteerd aan de ambtelijke stuurgroep.
  • Notities opgesteld voor en adviezen uitgebracht aan de Vlaamse en Nederlandse onderhandelingsdelegaties voor een nieuwe zeesluis in Terneuzen. De Vlaamse en Nederlandse ministers voor infrastructuur zijn op basis hiervan tot een gezamenlijk planuitwerkingsbesluit gekomen.
  • In samenwerking met de projectmanagers overleggen met de voorzitters (oud-ministers Gerrit Braks en Miet Smet) van het stakeholdersadviesforum voorbereid en bijgewoond. De stakeholders waren middels ‘joint fact finding’ betrokken bij de MIRT-verkenning.
  • Presentaties voor het stakeholdersadviesforum gehouden en gastsprekers ingeleid. De stakeholders (havenbedrijven, provincies, gemeenten, milieu- en bedrijfsorganisaties en ondernemingen) hebben over de resultaten van het onderzoeksprogramma een unaniem positief advies aan de Vlaamse en Nederlandse ministers voor infrastructuur uitgebracht.
  • Contacten onderhouden met diverse diensten binnen Rijkswaterstaat en de Vlaamse overheid, en daarnaast met het Centraal Planbureau, het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, de Commissie voor de m.e.r. en de (Vlaamse) Dienst Milieueffectrapportagebeheer. De verkenning heeft geleid tot een positieve second opinion van zowel het Centraal Planbureau als de Vlaams-Nederlandse Commissie voor de m.e.r.
  • De verkenning is tijdig en binnen budget uitgevoerd. Vooruitlopend op de verdere planuitwerkingsfase is het onderzoeksprogramma voor de zogenoemde ´no-regret’ fase opgesteld en zijn desbetreffende begeleid. Deze ´no-regret’ fase liep parallel aan de besluitvorming van de Nederlandse en Vlaamse ministers van infrastructuur.
  • Analyse van het belang van een betrouwbare reistijd in het Rotterdamse havengebied
  • Analyse van het toekomstige goederenvervoer en beleidsopties in de Oost/West Corridor (A12/A15/A20, Waal/Rijn/Lek, Betuweroute)
  • ATENCO, ‘Analysis of TEN ports’ Cost Structures’
  • Concurrentie- en milieueffecten van stringentere regelgeving voor stadsdistributie in Amsterdam
  • Economische betekenis vervoer van gevaarlijke stoffen
  • Economische consequenties van de liberalisering van de droge ladingvaart
  • Economische en infrastructurele noden van een hedendaags logistiek centrum
  • Inventarisatie vervoerprognoses maritiem en continentaal vervoer van geünitiseerde laadeenheden
  • Invloed van hogere transportkosten op de Europese concurrentiepositie
  • Kosten en baten van uitbreiding van de EU voor de transportsector
  • Kosten-baten analyse elektronische kilometer heffing voor zwaar vrachtverkeer in de Europese Unie
  • Maatregelen ter verkorting van de verblijfstijd van het vrachtverkeer in stedelijk gebied
  • Marktpotentieel van een hoge snelheids tunnel transport systeem
  • Mogelijkheden om een logistiek centrum en een regionaal adviesorgaan voor logistiek in Noordwest Rusland op te zetten
  • Mogelijkheden tot medegebruik van de overslagvoorzieningen in de Boekelermeer (Noord-Holland)
  • Mogelijkheden van goederenvervoer op de ‘Zuiderzeelijn’
  • Monitor van de interne logistiek in de haven van Rotterdam (weg, rail en binnenvaart)
  • Naar een Kwaliteitsnetwerk voor het goederenvervoer
  • Naar een Package Deal Mobiliteitsbeleid voor een samenwerkingsverband van belangenorganisaties
  • Opzet van een pilot kilometerbesparing door bundeling van lading in Den Haag
  • Opzet van een raamwerk ter bepaling van de economische betekenis van mainports
  • Prijselasticiteiten in goederenvervoer
  • Voorspellingen van toekomstige containeroverslag, distributieactiviteiten en bulk-cargo in de ‘Pearl River Delta’ (China) en bijbehorende ruimtebehoefte